ECLI:NL:CRVB:2020:3300
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet aannemelijk woonadres
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2020, gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand over de periode van 9 november 2015 tot en met 7 maart 2016. Het college van burgemeester en wethouders van Vaals heeft de bijstand ingetrokken omdat niet aannemelijk is dat de appellant op het uitkeringsadres woonachtig was. De appellant stond sinds 9 november 2015 ingeschreven op het uitkeringsadres, maar er was in de periode van 9 november 2015 tot en met 7 maart 2016 in het geheel geen water verbruikt. Dit werd vastgesteld aan de hand van de meterstanden die op 7 maart 2016 en 17 september 2015 gelijk waren, wat duidt op een extreem laag waterverbruik.
De appellant heeft aangevoerd dat hij niet kan lezen en schrijven en dat de meterstand mogelijk niet goed doorgegeven is door zijn dochter. Echter, de Raad oordeelt dat er geen aanknopingspunten zijn in de stukken die deze bewering ondersteunen. Het extreem lage waterverbruik rechtvaardigt de vooronderstelling dat de woning niet bewoond is, en het is aan de appellant om het tegendeel aannemelijk te maken. De Raad concludeert dat de appellant niet heeft aangetoond dat hij in de te beoordelen periode op het uitkeringsadres woonachtig was.
Daarnaast heeft de appellant gewezen op een hoger gasverbruik in de periode na de te beoordelen periode, maar dit biedt onvoldoende bewijs voor zijn woonadres in de relevante periode. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank Roermond, die eerder op 23 juli 2019 had geoordeeld in deze zaak. Het hoger beroep van de appellant slaagt niet, en er is geen aanleiding voor een kostenveroordeling.