ECLI:NL:CRVB:2020:3312
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Boete opgelegd aan appellant wegens overtreding van de inlichtingenplicht in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant ontving sinds 30 september 2011 een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en had daarnaast een toeslag op grond van de Toeslagenwet. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) legde appellant een boete op van € 2.426,25 omdat hij zijn inlichtingenplicht had geschonden door niet tijdig door te geven dat hij vanaf 5 december 2016 werkte via een uitzendbureau. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad werd bevestigd.
De Raad oordeelde dat appellant zijn inlichtingenplicht had overtreden door het Uwv niet te informeren over zijn werkzaamheden en inkomsten. Appellant had weliswaar verklaard dat hij meerdere keren contact had gehad met het Uwv, maar de Raad vond onvoldoende bewijs voor deze stelling. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de boete evenredig was, gezien de recidive van appellant in het niet naleven van zijn informatieplicht. De Raad concludeerde dat het Uwv bevoegd was om de boete op te leggen en dat er geen redenen waren om de hoogte van de boete te matigen. Het hoger beroep van appellant werd dan ook afgewezen.