ECLI:NL:CRVB:2020:3318
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering wegens arbeidsvermogen van appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. Appellant, geboren in 1998, had op 2 december 2015 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). De aanvraag werd afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 11 maart 2016, omdat appellant volgens het Uwv arbeidsvermogen had. Dit besluit werd later door het Uwv bevestigd in een bestreden besluit van 7 november 2016.
Appellant voerde in hoger beroep aan dat de verzekeringsartsen van het Uwv onvoldoende rekening hadden gehouden met zijn beperkingen, waaronder een gedragsstoornis en mogelijk een stoornis binnen het autismespectrum. Tijdens de zitting op 12 november 2020, die online plaatsvond, werd appellant bijgestaan door zijn advocaat. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende gemotiveerd had aangetoond dat appellant over werknemersvaardigheden beschikt en dat hij niet als jonggehandicapte kan worden aangemerkt. De Raad volgde de eerdere uitspraak van de rechtbank en concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsartsen.
De Raad benadrukte dat, hoewel appellant beperkingen vertoont, dit niet uitsluit dat hij over arbeidsvermogen beschikt. De conclusie was dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank moest worden bevestigd. De uitspraak werd gedaan door W.J.A.M. van Brussel, in tegenwoordigheid van griffier D. Barthel.