Uitspraak
17.8138 WAJONG
OVERWEGINGEN
8 september 2008 en 22 december 2008 is uitgegaan. In wat appellant heeft aangevoerd wordt daarom geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit evident onredelijk is.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Appellant, geboren in 1989, had in 2008 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die was afgewezen. Na meerdere aanvragen en afwijzingen, heeft appellant in 2016 opnieuw verzocht om terug te komen van de eerdere besluiten, onderbouwd met een rapport van psychologisch onderzoek. Het Uwv heeft dit verzoek afgewezen, omdat er volgens hen geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de veranderde diagnose van een persoonlijkheidsstoornis en ADHD wel degelijk nieuwe feiten zijn die niet eerder zijn beoordeeld. Hij stelde dat hij meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen en dat hij niet in staat is om een opleiding te volgen of werk te vinden. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten zijn die de afwijzing van het Uwv kunnen onderbouwen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het verzoek om terug te komen van het eerdere besluit terecht is afgewezen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.