In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante ontving sinds 20 mei 2015 bijstand op basis van de Participatiewet (PW) en had inkomsten uit haar eenmanszaak 'Kinderopvang X'. Het bestuur, het Drechtstedenbestuur, heeft de bijstand van appellante ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd, omdat zij niet alle gevraagde informatie had verstrekt over haar activiteiten in de kinderopvang en de winkel. De Raad oordeelt dat het bestuur niet voldoende heeft aangetoond dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad stelt vast dat het bestuur vanaf het begin op de hoogte was van de activiteiten van appellante in de kinderopvang, omdat zij maandelijks facturen indiende. De stelling van het bestuur dat appellante meer inkomsten uit de kinderopvang heeft ontvangen dan opgegeven, is niet onderbouwd. Ook de vermeende activiteiten van de winkel zijn niet voldoende aangetoond. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van appellante gegrond, waardoor de intrekking van de bijstand en de terugvordering onterecht zijn. Het bestuur wordt veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.050,-.