ECLI:NL:CRVB:2020:3487
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WGA-uitkering van appellante, die zich sinds 2009 ziek had gemeld met psychische en rugklachten. De Raad oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante terecht had vastgesteld op minder dan 35%, waardoor de WGA-uitkering per 15 februari 2017 kon worden beëindigd. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de door de verzekeringsarts bijgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
Appellante had in hoger beroep aangevoerd dat zij meer beperkt was dan vastgesteld en dat de geselecteerde functies niet geschikt waren. De Raad oordeelde echter dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende rekening had gehouden met de psychische problematiek van appellante, waaronder PTSS, en dat de FML adequaat was bijgesteld. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het Uwv voldoende gemotiveerd had dat de geselecteerde functies in medisch opzicht voor appellante geschikt waren.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door J.S. van der Kolk, in tegenwoordigheid van griffier L. Winters.