ECLI:NL:CRVB:2020:3507
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroepen na overlijden appellant zonder erfgenamen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 18/3849 AOW-PV. De zaak betreft een hoger beroep dat niet-ontvankelijk is verklaard vanwege het overlijden van de appellant. De appellant, die destijds woonachtig was in [woonplaats], is op [datum] 2020 overleden. Na het overlijden heeft de gemachtigde van de appellant zich teruggetrokken als vertegenwoordiger in de procedure. De Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door mr. L.M.J.A. Erkens-Hanssen.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er geen erfgenamen zijn die de gedingen willen voortzetten. Dit is gebaseerd op informatie uit het Centraal Testament Register en het uittreksel uit de basisregistratie personen, waaruit blijkt dat er geen erfgenamen zijn aangetroffen. De conclusie is dat het belang van de appellant bij de voortzetting van de gedingen is komen te vervallen door zijn overlijden. Hierdoor is de Centrale Raad van Beroep genoodzaakt om de hoger beroepen niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De beslissing is genomen door de enkelvoudige kamer, waarbij de griffier J.B. Beerens de uitspraak heeft vastgelegd. De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het aantoont dat het overlijden van een appellant zonder erfgenamen leidt tot niet-ontvankelijkheid van hoger beroep.