ECLI:NL:CRVB:2020:391
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit Uwv over recht op ziekengeld na medische beoordeling
In deze zaak heeft het Uwv bij besluit van 3 april 2017 vastgesteld dat appellante met ingang van 12 mei 2017 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van haar eerdere loon. De rechtbank heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank onvoldoende heeft gereageerd op haar beroepsgronden en dat zij verdergaand beperkt is dan aangenomen door de artsen van het Uwv, vooral met betrekking tot haar psychische klachten en fibromyalgie. Het Uwv heeft ter zitting bevestigd dat de functie van wikkelaar niet passend is, maar dit had geen gevolgen voor de uitkomst van de schatting. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de resterende functies. De rechtbank heeft terecht geen deskundige ingeschakeld en de beroepsgronden van appellante zijn niet onderbouwd met nieuwe medische informatie. De Raad oordeelt dat het Uwv de motivering van het bestreden besluit in hoger beroep heeft aangepast, maar dat dit geen gevolgen heeft voor de uitkomst van de zaak. Het hoger beroep van appellante wordt afgewezen en het bestreden besluit blijft in stand. Het Uwv wordt veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.100,- en moet het griffierecht vergoeden.