ECLI:NL:CRVB:2020:405
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van kosten in bezwaarprocedure in het kader van WAO
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een verzoek van appellante om vergoeding van kosten die zijn gemaakt in het kader van een bezwaarprocedure tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij het Uwv aan appellante een vergoeding van € 990,- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand had toegekend, maar het verzoek om vergoeding van kosten voor het raadplegen van een accountant ter hoogte van € 588,06 had afgewezen.
Appellante stelde in hoger beroep dat zij tijdig had verzocht om vergoeding van alle kosten die redelijkerwijs samenhangen met de bezwaarprocedure. De Raad overwoog echter dat de nota van het accountantskantoor niet voor vergoeding in aanmerking kwam, omdat deze nota pas op 29 mei 2017 was ingediend, na de beslissing op het bezwaar. Volgens artikel 7:15, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een verzoek om vergoeding van kosten in bezwaar te worden gedaan voordat op het bezwaar is beslist. De Raad concludeerde dat het Uwv niet verplicht was om na te gaan of er naast de kosten van de gemachtigde nog andere kosten voor vergoeding in aanmerking kwamen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door J.S. van der Kolk, in tegenwoordigheid van griffier F.E.M. Boon, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.