ECLI:NL:CRVB:2020:405

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
18/520 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van kosten in bezwaarprocedure in het kader van WAO

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een verzoek van appellante om vergoeding van kosten die zijn gemaakt in het kader van een bezwaarprocedure tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij het Uwv aan appellante een vergoeding van € 990,- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand had toegekend, maar het verzoek om vergoeding van kosten voor het raadplegen van een accountant ter hoogte van € 588,06 had afgewezen.

Appellante stelde in hoger beroep dat zij tijdig had verzocht om vergoeding van alle kosten die redelijkerwijs samenhangen met de bezwaarprocedure. De Raad overwoog echter dat de nota van het accountantskantoor niet voor vergoeding in aanmerking kwam, omdat deze nota pas op 29 mei 2017 was ingediend, na de beslissing op het bezwaar. Volgens artikel 7:15, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een verzoek om vergoeding van kosten in bezwaar te worden gedaan voordat op het bezwaar is beslist. De Raad concludeerde dat het Uwv niet verplicht was om na te gaan of er naast de kosten van de gemachtigde nog andere kosten voor vergoeding in aanmerking kwamen.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door J.S. van der Kolk, in tegenwoordigheid van griffier F.E.M. Boon, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

18.520 WAO

Datum uitspraak: 20 februari 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
22 december 2017, 17/3157 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R.S. Pot, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Met de beslissing op bezwaar van 19 mei 2017 heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen een besluit van het Uwv van 2 november 2016 gegrond verklaard. Daarbij heeft het Uwv aan appellante een vergoeding van de kosten in bezwaar toegekend voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand ten bedrage van € 990,-. Op 29 mei 2017 heeft appellante tevens verzocht om vergoeding van de kosten gemaakt voor het raadplegen van een accountant ter hoogte van € 588,06. Het Uwv heeft dit verzoek afgewezen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij tijdig heeft verzocht om vergoeding van alle kosten die redelijkerwijs samenhangen met het voeren van de bezwaarprocedure. De kosten zoals op 29 mei 2017 opgevoerd zijn redelijk, aannemelijk en tijdig gevraagd en komen voor vergoeding in aanmerking.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat de nota van het accountantskantoor niet voor vergoeding in aanmerking komt. Tussen partijen is niet in geschil dat deze nota niet eerder is ingediend dan bij fax op 29 mei 2017. Op grond van artikel 7:15, derde lid, van de Awb dient het verzoek om vergoeding van de kosten in bezwaar te worden gedaan voordat op het bezwaar is beslist. Het door appellante gedane algemene verzoek tot vergoeding van de redelijkerwijs gemaakte kosten in de bezwaarprocedure had niet kenbaar mede betrekking op specifieke kosten, zoals hier aan de orde. Het Uwv was niet gehouden eigener beweging na te gaan of er naast de kosten van de gemachtigde nog sprake is van andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten.
4.2.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk, in tegenwoordigheid van F.E.M. Boon als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2020.
(getekend) J.S. van der Kolk
(getekend) F.E.M. Boon