ECLI:NL:CRVB:2020:438
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning langdurigheids- en inkomenstoeslag met terugwerkende kracht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die samen met zijn echtgenote bijstand ontvangt van het college van burgemeester en wethouders van De Ronde Venen, had een aanvraag ingediend voor een langdurigheidstoeslag en een individuele inkomenstoeslag over verschillende jaren. De aanvraag werd afgewezen omdat er volgens het college geen bijzondere omstandigheden waren die een toekenning met terugwerkende kracht rechtvaardigden. De rechtbank had het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant en zijn echtgenote sinds 2004 bijstand ontvangen en dat zij in 2017 een aanvraag voor toeslagen hebben ingediend. Het college had hen eerder al toeslagen toegekend, maar appellant had nagelaten om van 2009 tot 2013 aanvragen in te dienen. De Raad oordeelde dat appellant onvoldoende had onderbouwd dat er bijzondere omstandigheden waren die de afwijzing van de aanvraag onterecht maakten. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het college op goede gronden de aanvraag had afgewezen, omdat appellant niet had aangetoond dat hij het college had geïnformeerd over zijn recht op de toeslagen.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellant ongegrond. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.