Uitspraak
18.2317 PW
22 maart 2018, 17/4971 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand aan appellant, die sinds 6 februari 2004 bijstand ontving op basis van de Participatiewet. Appellant stond ingeschreven op een uitkeringsadres, maar er ontstond twijfel over zijn woonplaats na een melding van de woningbouwvereniging in juni 2016. Controleurs hebben appellant op 1 februari 2017 niet aangetroffen op het uitkeringsadres en troffen hem aan op een ander adres. Na een huisbezoek en een rapportage heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam besloten de bijstand per 1 februari 2017 in te trekken, omdat appellant de inlichtingenverplichting zou hebben geschonden door een onjuiste opgave van zijn woonadres.
Appellant heeft tegen deze beslissing beroep aangetekend, maar de rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij de inlichtingenverplichting niet heeft geschonden en dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder psychische klachten. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de bewijslast voor de intrekking van de bijstand bij het college ligt. De Raad concludeert dat het college voldoende feiten heeft verzameld om de intrekking te onderbouwen en dat er geen noodzaak was voor aanvullend onderzoek. Het hoger beroep van appellant is afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank is bevestigd.