ECLI:NL:CRVB:2020:546
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om kwijtschelding van rentedragende lening op basis van Wsf 2000
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. Appellant, die sinds september 2008 studiefinanciering ontvangt op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000), verzocht de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om kwijtschelding van zijn resterende rentedragende lening. De minister had dit verzoek afgewezen, met als argument dat de Wsf 2000 alleen kwijtschelding voorziet bij het einde van de aflosfase of bij overlijden van de debiteur. De minister hanteert een beleid waarin onder bepaalde omstandigheden, zoals terminale ziekte of psychiatrische opname, kwijtschelding kan worden verleend. De rechtbank had het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de minister terecht had geconcludeerd dat de situatie van appellant niet onder de in het beleid opgenomen uitzonderingen viel. De Raad benadrukte dat de door appellant aangevoerde medische omstandigheden niet voldoende waren om van het beleid af te wijken. De Raad stelde vast dat appellant gebruik kon maken van de mogelijkheden die de wet biedt voor het aanvragen van een draagkrachtmeting en dat de minister niet verplicht is om bij studerenden die een schuld opbouwen te controleren of deze schuld verantwoord is. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af.