ECLI:NL:CRVB:2020:562

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 maart 2020
Publicatiedatum
5 maart 2020
Zaaknummer
18/5330 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag AOW-pensioen op basis van onvoldoende bewijs van verblijf en werk in Nederland

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in 1951 en van Marokkaanse nationaliteit, had op 20 oktober 2016 een aanvraag ingediend voor een pensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Hij stelde dat hij van 1976 tot ongeveer 1980 in Nederland had gewoond en gewerkt, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft zijn aanvraag afgewezen op 15 juni 2017, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij in Nederland had gewoond of gewerkt.

De rechtbank heeft het bezwaar van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de Svb voldoende onderzoek had verricht. De rechtbank concludeerde dat de appellant niet geregistreerd was bij de gemeente of andere relevante instanties, en dat hij geen bewijsstukken had overgelegd die zijn claims konden onderbouwen. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt, maar de Svb handhaafde zijn eerdere standpunt dat er geen recht op AOW-pensioen bestond.

De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en bevestigd dat de appellant geen informatie had ingediend die zijn stelling dat hij verzekerd was voor de AOW kon ondersteunen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 5 maart 2020, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

18.5330 AOW

Datum uitspraak: 5 maart 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 september 2018, 17/6584 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2020. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is geboren in 1951 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Op 20 oktober 2016 heeft appellant een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd. Daarbij heeft hij aangegeven dat hij van 1976 tot ongeveer 1980 in Nederland heeft gewoond en heeft gewerkt in een slagerij en een restaurant. Bij besluit van 15 juni 2017 heeft de Svb de aanvraag afgewezen.
1.2.
Het bezwaar van appellant tegen het besluit van 15 juni 2017 is bij besluit van 6 oktober 2017 ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat niet aannemelijk is geworden dat appellant in Nederland heeft gewoond of gewerkt.
2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep van appellant tegen het besluit van 6 oktober 2017 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat appellant niet verzekerd is geweest op grond van de AOW. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat de Svb naar aanleiding van de door appellant verstrekte informatie onderzoek heeft verricht. Daaruit is gebleken dat appellant niet is geregistreerd bij de gemeente Leiden, het Schakelregister, de werkgever of de twee aangewezen pensioenfondsen, noch onder zijn oude naam, noch onder zijn nieuwe naam. De Svb heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderzoek verricht en appellant heeft geen bewijsstukken overgelegd waaruit zou kunnen volgen dat hij in Nederland heeft gewoond of gewerkt.
3.1.
Appellant heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de aanvraag van het ouderdomspensioen ten onrechte is afgewezen, omdat hij in Nederland heeft gewoond en gewerkt. Appellant heeft de gegevens overgelegd waar hij over beschikt.
3.2.
De Svb heeft het standpunt ingenomen dat appellant geen recht heeft op pensioen en niet verzekerd is geweest voor de AOW omdat er geen informatie is die aannemelijk maakt dat appellant in Nederland heeft gewoond of gewerkt. Ook stelt de Svb dat er geen informatie is die bevestigt dat appellant in Nederland kinderbijslag zou hebben ontvangen, zoals appellant heeft gesteld.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad onderschrijft de ter zake door de rechtbank in de aangevallen uitspraak gebezigde overwegingen en maakt deze tot de zijne. Appellant heeft geen informatie ingebracht die aanknopingspunten biedt voor de stelling dat hij verzekerd is geweest voor de AOW op grond van wonen of werken in Nederland.
4.2.
Gelet op overweging 4.1 dient aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van M. Sharifi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2020.
(getekend) E.E.V. Lenos
De griffier is verhinderd te ondertekenen
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over de kring van verzekerden.