ECLI:NL:CRVB:2020:665
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van WIA-uitkering
In deze zaak gaat het om de vraag of appellante recht heeft op een IVA-uitkering in plaats van een WGA-uitkering, gezien haar volledige arbeidsongeschiktheid. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het Uwv appellante op de data in geding, 1 juli 2016 en 1 juni 2017, niet duurzaam arbeidsongeschikt heeft geacht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapporten voldoende gemotiveerd dat er behandelopties zijn, zoals fysiotherapie en multidisciplinaire revalidatie, waaruit verbetering kan worden verwacht. De medische informatie die door appellante is ingebracht, betreft haar situatie na de data in geding en is daarom niet relevant voor de beoordeling van de duurzaamheid van haar arbeidsongeschiktheid op die specifieke data.
De Raad benadrukt dat de beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid moet plaatsvinden op basis van de medische situatie op de data in geding. De verzekeringsarts heeft de prognose en behandelopties adequaat beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigt deze uitspraak. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.