ECLI:NL:CRVB:2020:676
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand in verband met verkregen middelen na echtscheiding
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellante door het college van burgemeester en wethouders van Tytsjerksteradiel. Appellante ontving bijstand als alleenstaande ouder, maar na de verkoop van de gezamenlijke woning met haar ex-echtgenoot, bleek zij over middelen te beschikken die haar recht op bijstand beïnvloedden. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college terecht de bijstand heeft teruggevorderd, omdat appellante na de verkoop van de woning over een aanzienlijk bedrag beschikte dat het vrij te laten vermogen overschreed. De rechtbank Noord-Nederland had eerder het beroep van appellante tegen de terugvordering ongegrond verklaard. Appellante stelde in hoger beroep dat het college ten onrechte de waarde van de woning ten tijde van de verkoop had meegenomen in de beoordeling van haar vermogen, maar de Raad oordeelt dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af.