Uitspraak
19 1419 AOW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip duurzaam gescheiden leven.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante, die sinds 4 maart 2015 een AOW-pensioen voor ongehuwden ontvangt, heeft gesteld dat zij duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft echter vastgesteld dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven en heeft het pensioen van appellante per juni 2018 herzien naar dat van een gehuwde. Dit besluit is gebaseerd op onderzoek dat in 2017 en 2018 is uitgevoerd, waaruit bleek dat appellante en haar echtgenoot, ondanks dat zij niet samenwonen, regelmatig contact hebben en financiële verplichtingen met elkaar delen.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante haar standpunt herhaald, maar de Raad heeft geoordeeld dat de bevindingen van de Svb voldoende zijn om te concluderen dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. De Raad heeft daarbij verwezen naar eerdere rechtspraak en benadrukt dat de feitelijke omstandigheden bepalend zijn voor de beoordeling van de situatie. De uitspraak bevestigt dat de appellante en haar echtgenoot, ondanks hun beweringen, niet voldoen aan de criteria voor duurzaam gescheiden leven.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.