ECLI:NL:CRVB:2020:692
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de Wet WIA
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante, die zich op 1 december 2014 ziek meldde met psychische en lichamelijke klachten. Appellante heeft een aanvraag ingediend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv heeft haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 72,33% en later op 78,98% na bezwaar. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellante is van deze uitspraak in hoger beroep gegaan, waarbij zij aanvoert dat haar beperkingen niet correct zijn vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reden is om te twijfelen aan de FML van 4 april 2017, die door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is opgesteld. De Raad oordeelt dat de medische en arbeidskundige grondslagen voldoende zijn onderbouwd en dat de belasting in de geselecteerde functies de vastgestelde medische belastbaarheid van appellante niet overschrijdt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af.