Uitspraak
24 januari 2017, 16/1386 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 maart 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 17/1118 ZW. De appellante heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 10 januari 2020 volledig aan haar bezwaren tegemoet is gekomen. De Raad heeft eerder op 27 november 2019 een tussenuitspraak gedaan, gepubliceerd onder ECLI:NL:CRVB:2019:3811. Na de intrekking van het hoger beroep heeft appellante verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad overweegt dat volgens artikel 8:75a van de Awb, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak in de kosten kan worden veroordeeld. Aangezien de rechtbank in eerste aanleg al een proceskostenveroordeling heeft uitgesproken, zijn alleen de kosten in hoger beroep ter beoordeling. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellante moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 1.312,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 maart 2020.