ECLI:NL:CRVB:2020:736
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 maart 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. Appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. S. Maachi, hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank van 8 juli 2019. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) is als verweerder betrokken in deze procedure.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellanten op meerdere momenten zijn gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht van € 128,-. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet tijdig voldaan. De Raad oordeelt dat op basis van de beschikbare gegevens niet kan worden geconcludeerd dat appellanten niet in verzuim zijn geweest. Hierdoor zijn de hoger beroepen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan en appellanten hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet te doen. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten in het bestuursrecht en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen.