ECLI:NL:CRVB:2020:736

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 maart 2020
Publicatiedatum
20 maart 2020
Zaaknummer
19/3647 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 maart 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. Appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. S. Maachi, hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank van 8 juli 2019. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) is als verweerder betrokken in deze procedure.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellanten op meerdere momenten zijn gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht van € 128,-. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet tijdig voldaan. De Raad oordeelt dat op basis van de beschikbare gegevens niet kan worden geconcludeerd dat appellanten niet in verzuim zijn geweest. Hierdoor zijn de hoger beroepen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gedaan en appellanten hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet te doen. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten in het bestuursrecht en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 18 maart 2020
19/3647 WW en 19/3648 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
8 juli 2019, 18/2723 en 18/2725 (aangevallen uitspraken)
Partijen:
[appellant] en [appellante] te [woonplaats] (appellanten)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellanten heeft mr. S. Maachi, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraken.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 24 augustus 2019 is de gemachtigde van appellanten erop gewezen dat een griffierecht van € 128,- is verschuldigd, en is meegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 24 september 2019 is de gemachtigde van appellanten nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief dient te zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellanten er rekening mee moet houden dat de (hoger) beroepen niet inhoudelijk behandeld zullen worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellanten niet in verzuim zijn geweest. De hoger beroepen zijn kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart de hoger beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2020.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) H. Alajai
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.
GdJ