Uitspraak
26 juli 2019, 19/999 (aangevallen uitspraak)
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
L.R. Scherpenzeel-Carlier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
19 maart 2020.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 maart 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het hoger beroep was ingesteld door mr. G.J.A. van Dijk namens appellante. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. De gemachtigde van appellante heeft meerdere keren de gelegenheid gekregen om het griffierecht van € 128,- te betalen, maar heeft deze termijn ongebruikt laten verstrijken. Daarnaast was er een verzoek gedaan om een schriftelijke machtiging in te dienen, welke ook niet tijdig is ingediend. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er geen redenen zijn aangevoerd die een verontschuldiging voor deze verzuimen zouden kunnen vormen. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard zonder verder onderzoek. De uitspraak is gedaan in het openbaar en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.