ECLI:NL:CRVB:2020:740

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 maart 2020
Publicatiedatum
23 maart 2020
Zaaknummer
17/7699 WIA-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op uitkering op grond van de Wet WIA

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 maart 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard tegen de beslissing op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 5 januari 2017. Dit besluit handhaafde de eerdere beslissing van het Uwv van 1 september 2016, waarin werd vastgesteld dat appellant met ingang van 1 september 2015 geen recht had op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De Raad heeft zich aangesloten bij de overwegingen van de rechtbank en geoordeeld dat er voldoende zorgvuldig onderzoek is verricht. Dit onderzoek omvatte een psychiatrische expertise op verzoek van een verzekeringsarts, die uitgebreid heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid per 1 september 2015. De verzekeringsarts heeft ook toegelicht waarom de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) uit 2013 nog steeds van toepassing is. Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat zijn psychische beperkingen zijn toegenomen, maar deze stelling is niet onderbouwd met medische informatie. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17.7699 WIA-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 oktober 2017, 17/962 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 6 maart 2020
Zitting heeft: T. Dompeling, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: H.S. Huisman
Ter zitting zijn verschenen: namens appellant mr. N. Ugur, kantoorgenoot van
mr. Y. Özdemir. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.P. Veldman.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen de beslissing op bezwaar van 5 januari 2017 ongegrond verklaard. Bij dat besluit heeft het Uwv zijn beslissing van 1 september 2016 gehandhaafd dat appellant met ingang van 1 september 2015 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
De Raad sluit zich aan bij wat de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft overwogen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat voldoende zorgvuldig onderzoek is gedaan. Het Uwv heeft eigen onderzoek verricht en daarbij de informatie van de behandelend sector meegenomen. Op verzoek van een verzekeringsarts heeft nog een psychiatrische expertise plaatsgevonden. Naar aanleiding van het expertiserapport heeft de verzekeringsarts uitgebreid gemotiveerd wat de conclusies zijn. De verzekeringsarts heeft gemotiveerd uiteengezet dat er geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid per 1 september 2015 en waarom de FML uit 2013 nog van toepassing is. De Raad sluit zich hierbij aan. In hoger beroep is door appellant wel gesteld dat zijn psychische beperkingen zijn toegenomen, maar dit is niet onderbouwd met enige medische informatie.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) H.S. Huisman (getekend) T. Dompeling