ECLI:NL:CRVB:2020:740
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op uitkering op grond van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 maart 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard tegen de beslissing op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 5 januari 2017. Dit besluit handhaafde de eerdere beslissing van het Uwv van 1 september 2016, waarin werd vastgesteld dat appellant met ingang van 1 september 2015 geen recht had op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De Raad heeft zich aangesloten bij de overwegingen van de rechtbank en geoordeeld dat er voldoende zorgvuldig onderzoek is verricht. Dit onderzoek omvatte een psychiatrische expertise op verzoek van een verzekeringsarts, die uitgebreid heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid per 1 september 2015. De verzekeringsarts heeft ook toegelicht waarom de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) uit 2013 nog steeds van toepassing is. Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat zijn psychische beperkingen zijn toegenomen, maar deze stelling is niet onderbouwd met medische informatie. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.