ECLI:NL:CRVB:2020:745
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag beoordeling arbeidsvermogen van appellante met syndroom van Usher
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland. Appellante, geboren in 1983, heeft een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) vanwege haar slechthorendheid en de diagnose syndroom van Usher. De aanvraag werd eerder afgewezen door het Uwv, omdat appellante op en na 23 januari 2001 minder dan 25% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante heeft meerdere keren geprobeerd om de eerdere besluiten te herzien, maar het Uwv heeft telkens geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om van de eerdere besluiten terug te komen.
Tijdens de zitting heeft appellante herhaald dat de diagnose syndroom van Usher en het progressieve verloop van haar ziekte aanleiding hadden moeten geven om haar beperkingen anders te beoordelen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gronden die appellante in hoger beroep aanvoert, in wezen een herhaling zijn van eerdere argumenten die al voldoende gemotiveerd zijn besproken. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij is vastgesteld dat de door appellante ingebrachte medische stukken onvoldoende aanknopingspunten bieden voor het oordeel dat het Uwv zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de eerdere beoordelingen onjuist waren.
De Centrale Raad van Beroep heeft geconcludeerd dat appellante onvoldoende heeft onderbouwd dat haar beperkingen als gevolg van het syndroom van Usher op de relevante data ernstiger waren dan door het Uwv aangenomen. De beslissing is uitgesproken in het openbaar en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.