Uitspraak
/17.5963 PW
mr. A.H.M. Vaessen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Kerkrade ongegrond heeft verklaard. Appellant ontvangt sinds 16 juni 1999 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). In 2015 heeft de sociale recherche van de gemeente Kerkrade onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de aan appellant verleende bijstand. Dit onderzoek heeft aangetoond dat appellant in 2015 zonder melding in Hongarije heeft verbleven en dat hij een niet bij het college bekende bankrekening had met bijschrijvingen. Het college heeft daarop besloten de bijstand over bepaalde periodes in te trekken en terug te vorderen. De rechtbank heeft de beslissing van het college bevestigd, waarop appellant in hoger beroep is gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat appellant niet heeft voldaan aan zijn inlichtingenverplichting door zijn verblijf in het buitenland en de bijschrijvingen op zijn bankrekening niet te melden. De Raad oordeelt dat het college terecht heeft geschat dat appellant in totaal 35 dagen in het buitenland heeft verbleven, wat leidt tot uitsluiting van bijstand voor een periode van zeven dagen. Ook de bijschrijvingen op de bankrekening zijn door de Raad als middelen aangemerkt die in mindering moeten worden gebracht op de bijstand. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.