ECLI:NL:CRVB:2020:852

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 april 2020
Publicatiedatum
1 april 2020
Zaaknummer
19/3945 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het hoger beroep was ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 juli 2019. De Centrale Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. Volgens de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken, welke termijn ingaat op de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan de partijen. In dit geval was de uitspraak op 26 juli 2019 aan partijen toegezonden, waardoor de laatste dag voor het indienen van het beroepschrift 6 september 2019 was. Het beroepschrift werd echter pas op 13 september 2019 ontvangen, en de poststempel op de envelop gaf aan dat het op 7 september 2019 ter post was bezorgd. Hierdoor oordeelde de Centrale Raad dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend.

De Raad overwoog verder dat indien een beroepschrift na afloop van de termijn wordt ingediend, de niet-ontvankelijkheid kan worden achterwege gelaten als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. In dit geval had de appellant niet gereageerd op een verzoek om uitleg over de termijnoverschrijding, wat de Raad deed besluiten dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De uitspraak werd gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier J.A. Achterberg, en werd openbaar uitgesproken op 25 maart 2020. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Datum uitspraak: 25 maart 2020
19/3945 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 juli 2019, 18/7721 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Verenigd Koninkrijk (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 26 juli 2019 in afschrift aan partijen toegezonden. De laatste dag waarop tijdig hoger beroep kon worden ingesteld was
6 september 2019.
Het hogerberoepschrift is op 13 september 2019 ontvangen. Het is, gezien de poststempel op de enveloppe, op 7 september 2019 ter post bezorgd.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 4 oktober 2019 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft hierop niet gereageerd.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2020.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) J.A. Achterberg
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

DS