Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
6 september 2019.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het hoger beroep was ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 juli 2019. De Centrale Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. Volgens de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken, welke termijn ingaat op de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan de partijen. In dit geval was de uitspraak op 26 juli 2019 aan partijen toegezonden, waardoor de laatste dag voor het indienen van het beroepschrift 6 september 2019 was. Het beroepschrift werd echter pas op 13 september 2019 ontvangen, en de poststempel op de envelop gaf aan dat het op 7 september 2019 ter post was bezorgd. Hierdoor oordeelde de Centrale Raad dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend.
De Raad overwoog verder dat indien een beroepschrift na afloop van de termijn wordt ingediend, de niet-ontvankelijkheid kan worden achterwege gelaten als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. In dit geval had de appellant niet gereageerd op een verzoek om uitleg over de termijnoverschrijding, wat de Raad deed besluiten dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De uitspraak werd gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier J.A. Achterberg, en werd openbaar uitgesproken op 25 maart 2020. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.