ECLI:NL:CRVB:2020:894
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die zich ziek had gemeld met knieklachten en bekend was met fibromyalgie, reuma en migraine, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uwv had deze aanvraag afgewezen, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Appellante voerde aan dat zij meer beperkt was dan het Uwv aannam en dat de conclusies van de door haar ingebrachte verzekeringsarts, H.M. Th. Offermans, gevolgd moesten worden. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de rechtbank op goede gronden had geoordeeld dat het rapport van Offermans geen aanleiding gaf om de bevindingen van de verzekeringsartsen van het Uwv onjuist te achten. De Raad bevestigde dat het Uwv voldoende gemotiveerd had dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht voor appellante geschikt waren. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.