ECLI:NL:CRVB:2020:946
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging toeslag WIA na afstand van Nederlandse nationaliteit en terugkeer naar Turkije
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 april 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die zijn WIA-uitkering en de bijbehorende toeslag had aangevraagd. Appellant, die in 1978 vanuit Turkije naar Nederland was gekomen en de Nederlandse nationaliteit had verworven, ontving sinds 2007 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). In 2015 heeft hij afstand gedaan van zijn Nederlandse nationaliteit en is hij met behoud van zijn WIA-uitkering naar Turkije verhuisd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft de toeslag van appellant per 1 september 2015 beëindigd, wat leidde tot het hoger beroep.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de beëindiging van de toeslag op grond van artikel 4a van de Toeslagenwet (TW) terecht was. De Raad concludeert dat het associatierecht, zoals vastgelegd in artikel 6 van Besluit 3/80 en artikel 59 van het Aanvullend Protocol, zich niet verzet tegen de nationale bepaling die de toeslag beëindigt voor personen die niet meer in Nederland wonen. De Raad heeft daarbij de situatie van appellant vergeleken met die van een burger van de Unie en vastgesteld dat appellant, ondanks zijn afstand van de Nederlandse nationaliteit, niet volledig arbeidsongeschikt was en nog steeds tot de reguliere arbeidsmarkt van Nederland behoorde.
De uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond had verklaard, werd door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellant niet opgingen en dat de beëindiging van de toeslag rechtmatig was. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.