ECLI:NL:CRVB:2020:953
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de afwijzing van een Wajong-uitkering wegens niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het bezwaar van appellant tegen de afwijzing van zijn Wajong-aanvraag ongegrond heeft verklaard. Appellant, geboren in 1999, heeft op 16 augustus 2016 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Het UWV heeft na onderzoek geconcludeerd dat appellant op dat moment niet over arbeidsvermogen beschikte, maar dat deze situatie niet duurzaam was. Appellant heeft diagnoses van ADHD en een pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO en heeft speciaal VMBO-onderwijs gevolgd. Hij heeft een MBO-opleiding in de logistiek gestart, maar heeft deze moeten staken vanwege zijn klachten.
In beroep heeft appellant aangevoerd dat hij duurzaam niet over arbeidsvermogen beschikt, onderbouwd met rapporten van een psychiater en een medisch adviseur. De rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV voldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht en heeft de conclusie van het UWV bevestigd dat appellant op termijn basale werknemersvaardigheden kan ontwikkelen. In hoger beroep heeft appellant opnieuw zijn standpunt herhaald en verzocht om een deskundige te benoemen, maar het UWV heeft bevestigd dat de eerdere uitspraak moet worden gehandhaafd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, oordelend dat het UWV inzichtelijk heeft gemotiveerd dat appellant op termijn in staat kan zijn om een taak uit te voeren in een arbeidsorganisatie. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een deskundige in te schakelen, omdat de rapporten van appellant onvoldoende twijfel zaaiden over de juistheid van het standpunt van het UWV. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak.