ECLI:NL:CRVB:2021:1
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering en terugvordering op basis van woonsituatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van de studiefinanciering van appellant, die als thuiswonende studerende is aangemerkt. Appellant ontving vanaf 1 juli 2017 studiefinanciering op basis van de Wet studiefinanciering 2000, berekend naar de norm voor uitwonende studenten. Na een onderzoek door controleurs in opdracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, werd vastgesteld dat appellant niet woonde op het adres waar hij ingeschreven stond in de basisregistratie personen (brp). De minister herzag de studiefinanciering en vorderde een bedrag van € 2.291,57 terug. De rechtbank Overijssel verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de minister aannemelijk had gemaakt dat appellant niet op het brp-adres woonde. Appellant had in hoger beroep voornamelijk zijn eerdere argumenten herhaald, maar de Raad vond geen reden om de eerdere uitspraak van de rechtbank te betwisten. De Raad bevestigde dat de controleurs geen vooringenomenheid vertoonden en dat het onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. Appellant had voldoende gelegenheid gehad om bewijs te leveren van zijn woonsituatie, maar kon niet aantonen dat hij op het brp-adres woonde. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.