ECLI:NL:CRVB:2021:112
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.J. de Kaste, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had op 19 maart 2020 uitspraak gedaan in de zaken met nummers 19/980 en 19/3451. De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 januari 2021 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. De gemachtigde van appellante was herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht van € 131,- tijdig te voldoen. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet op tijd bijgeschreven op de aangegeven bankrekening. De Raad heeft vastgesteld dat er op basis van de beschikbare gegevens niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Hierdoor kon de Raad zonder verder onderzoek besluiten dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De uitspraak is gedaan door A.M. Overbeeke, in tegenwoordigheid van griffier K.R. van Renswoude, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.