ECLI:NL:CRVB:2021:1138
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens niet-gemelde schoonmaakwerkzaamheden en opgelegde boete
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 4 mei 2015 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Valkenburg heeft vastgesteld dat appellante niet heeft gemeld dat zij ondersteunende huishoudelijke werkzaamheden verrichtte bij derden, waarvoor zij een vergoeding ontving. Na een anonieme tip is er een onderzoek gestart door de sociale recherche, waaruit bleek dat appellante vier volle dagen per week zwart poetste. Het college heeft daarop besloten om de bijstand van appellante over een bepaalde periode te herzien en de gemaakte kosten terug te vorderen. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij de inlichtingenverplichting niet heeft geschonden en dat de opgelegde boete van € 575,- niet terecht is. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de vergoeding van € 5,- per dagdeel niet kan worden aangemerkt als een reële vergoeding en dat het college het wettelijk minimumloon als maatstaf mocht hanteren voor het fictieve inkomen. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank Limburg, waarin de beroepen van appellante ongegrond zijn verklaard.