ECLI:NL:CRVB:2021:1195
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing Wajong-uitkering wegens niet-duurzaam arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een Wajong-uitkering aan appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, geboren in 1994, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij zij aangaf te lijden aan een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale en theatrale kenmerken. Het Uwv heeft de aanvraag afgewezen op basis van het oordeel dat appellante op dat moment geen arbeidsvermogen had, maar dat deze situatie niet duurzaam was. Dit besluit werd door de rechtbank Oost-Brabant bevestigd, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante in hoger beroep beoordeeld. Appellante stelde dat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd dat zij nog basale werknemersvaardigheden kon ontwikkelen. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende medische grondslag had voor zijn besluit, gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en de medische situatie van appellante. De Raad concludeerde dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam was, gezien de mogelijkheid van verbetering door behandeling.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de behandeling van appellante, die gericht was op stabilisatie en emotieregulatie, potentieel kon leiden tot verbetering van haar arbeidsvermogen. De Raad oordeelde dat de in hoger beroep ingebrachte informatie niet leidde tot een ander oordeel, en dat de behandeling van appellante nog in de opstartfase was. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de afwijzing van de Wajong-uitkering.