ECLI:NL:CRVB:2021:1218
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en inlichtingenverplichting in het kader van de Participatiewet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die op 14 december 2018 een eerdere beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem had vernietigd, behalve voor de beëindiging van de bijstand. Appellant ontving sinds 1 januari 2013 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Vanaf 20 februari 2017 verbleef hij in een zorgcentrum voor revalidatie na een operatie. Het college heeft de bijstand van appellant herzien en ingetrokken, omdat hij zijn inlichtingenverplichting niet tijdig had nageleefd door niet te melden dat hij in een inrichting verbleef. De rechtbank heeft de bezwaren van appellant gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de beëindiging van de bijstand gehandhaafd.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat hij recht had op bijstand naar de norm voor een alleenstaande, omdat hij pas op 25 oktober 2017 op de hoogte was van zijn zorgindicatie voor onbepaalde tijd. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de inrichtingsnorm van toepassing was, omdat appellant in een inrichting verbleef. De Raad stelt vast dat appellant niet met controleerbare gegevens heeft aangetoond dat hij in een problematische financiële situatie verkeerde door het aanhouden van zijn woning. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college terecht de bijstand heeft herzien en de ingangsdatum op 1 april 2017 heeft vastgesteld.
De Raad concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afstemming van de bijstand rechtvaardigen. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.