ECLI:NL:CRVB:2021:1245
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. D.W. van Nes, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had op 3 februari 2020 in de zaak met nummer 19/670 uitspraak gedaan. Het hoger beroep betreft de niet-betaling van het griffierecht, dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verschuldigd is bij indiening van een beroepschrift. De gemachtigde van appellant is op 19 maart 2020 en opnieuw op 19 april 2020 gewezen op de verplichting om het griffierecht van € 131,- tijdig te betalen. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant niet in verzuim is geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op 6 mei 2021. Tegen deze uitspraak staat verzet open voor belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken na verzending van het afschrift.