ECLI:NL:CRVB:2021:1267

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 mei 2021
Publicatiedatum
31 mei 2021
Zaaknummer
20/4450 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening niet-ontvankelijk verklaard wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 21 mei 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 20/4450 AOW. Het betreft een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 november 2020, met nummer 19/5109. De verzoeker, die in Marokko woont, had een verzoek om herziening ingediend, maar het griffierecht van € 131,- was niet binnen de gestelde termijn betaald. De Raad had de verzoeker eerder op 30 december 2020 en opnieuw op 30 januari 2021 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en de gevolgen van het niet tijdig betalen. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet tijdig voldaan, waardoor de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk is. De Raad heeft besloten zonder verder onderzoek dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokken partijen hebben het recht om binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet te doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 21 mei 2021
20/4450 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54, in verbinding met de artikelen 8:119 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het verzoek om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 november 2020, 19/5109
Partijen:
[Appellant] te Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft een verzoek om herziening ingediend.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, en artikel 8:119, tweede lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het verzoek om herziening.
Bij brief van 30 december 2020 is verzoeker erop gewezen dat een griffierecht van € 131,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 30 januari 2021 is verzoeker nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, verzoeker er rekening mee moet houden dat het verzoek om herziening niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat verzoeker niet in verzuim is geweest. Het verzoek om herziening is kennelijk nietontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2021.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) K.R. van Renswoude
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale),
statue:
Déclare la requête de révision non recevable.
Par consequent, décidée par D.S. de Vries en présence de K.R. van Renswoude en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 21 mai 2021.
Les intéressés et les organes d’administration auront le droit à presenter une opposition écrite contre la présente decision, dans les six semaines suivantes à la notification de la copie, à la Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale), Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.