ECLI:NL:CRVB:2021:1305
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek door Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante, die zich ziek had gemeld in verband met psychische klachten. Appellante, die als cateringmedewerkster werkte, had zich op 27 februari 2017 ziekgemeld en ontving aanvankelijk een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts van het Uwv werd vastgesteld dat appellante per 14 november 2018 geschikt was voor haar laatst verrichte arbeid. Het Uwv beëindigde daarop haar ziekengeld, wat appellante aanvocht bij de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om aan de conclusies van de artsen van het Uwv te twijfelen.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij ten tijde van de beoordeling geen benutbare mogelijkheden had door PTSS. De Raad oordeelde echter dat appellante geen nieuwe medische gegevens had ingediend die haar standpunt onderbouwden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat de conclusies van de artsen juist waren. De Raad concludeerde dat appellante op de datum in geding in staat was haar werk als cateringmedewerkster te verrichten, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.