ECLI:NL:CRVB:2021:135
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA loonaanvullingsuitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 januari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om zijn WGA loonaanvullingsuitkering te beëindigen. Appellant, die eerder als buschauffeur werkte, had zich in 2013 ziek gemeld met rugklachten en later ook psychische klachten. Het Uwv had hem een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar na herbeoordeling in 2017 werd vastgesteld dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering per 5 februari 2018.
De rechtbank Oost-Brabant had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep. Hij voerde aan dat zijn beperkingen waren onderschat en dat er een urenbeperking van zes uur per dag en 30 uur per week had moeten worden aangenomen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de FML van 24 november 2017, waarin de beperkingen van appellant waren vastgelegd, adequaat was en dat de geselecteerde functies passend waren voor appellant. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat de beperkingen van appellant waren onderschat.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had besloten tot beëindiging van de WGA loonaanvullingsuitkering. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de rol van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige in dit proces.