ECLI:NL:CRVB:2021:1350
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van Wajong-uitkering door het Uwv
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1986, hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om geen Wajong-uitkering toe te kennen. De weigering was gebaseerd op de conclusie dat de arbeidsongeschiktheid van appellante pas na haar zeventiende jaar is ontstaan, terwijl zij in die periode werkzaam was. Appellante had eerder, in 2008 en 2013, aanvragen voor een Wajong-uitkering ingediend, die beide waren afgewezen. De rechtbank Noord-Holland had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat er geen medische gronden waren om aan de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen. Tijdens de zitting op 25 maart 2021, waar appellante werd bijgestaan door haar advocaat, werd het standpunt van het Uwv verdedigd door een vertegenwoordiger. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de beschikbare medische gegevens geen aanleiding geven om de eerdere besluiten van het Uwv te herzien. De Raad heeft vastgesteld dat appellante, ondanks haar medische klachten, in staat was om een kappersopleiding te volgen en in verschillende functies te werken. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen reden is voor een veroordeling in de proceskosten.