ECLI:NL:CRVB:2021:1357

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
8 juni 2021
Zaaknummer
19/5005 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juni 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 3 oktober 2019. Verzoeker, die in Marokko woont, had verzocht om herziening van de uitspraak waarbij zijn aanvraag voor een WAO-uitkering was afgewezen. De Raad had in de eerdere uitspraak de beslissing van de rechtbank Amsterdam vernietigd en het beroep gegrond verklaard, maar de aanvraag van verzoeker om een WAO-uitkering was afgewezen. Verzoeker stelde dat hij tijdens zijn werkzaamheden in Nederland ziek was geworden en dat hij nooit ziekengeld had ontvangen.

De Centrale Raad van Beroep overwoog dat op grond van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak alleen kan worden herzien op basis van feiten en omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, die niet bekend waren bij de indiener van het verzoek en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. De Raad concludeerde dat verzoeker geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid had aangedragen die aan deze voorwaarden voldeed.

Daarom werd het verzoek om herziening afgewezen. De Raad benadrukte dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak of de juistheid van de eerdere uitspraak. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in aanwezigheid van griffier E.M. Welling, en werd openbaar uitgesproken op 3 juni 2021.

Uitspraak

19.5005 WAO

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 3 oktober 2019, 17/8156
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] , Marokko (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 3 juni 2021
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 3 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3245.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Bij uitspraak van 3 oktober 2019, waarvan nu herziening wordt verzocht, heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 oktober 2017, 17/3786, vernietigd, het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en het besluit van 16 februari 2017 herroepen. De aanvraag van verzoeker om een WAO-uitkering is afgewezen. Bepaald is verder dat die uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 16 februari 2017 en dat het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht moet worden vergoed.
2. Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren ze bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3. Verzoeker heeft herhaald dat hij tijdens zijn werkzaamheden in Nederland ziek is geworden, nu nog steeds ernstig ziek is en dat hij nooit ziekengeld heeft gekregen.
4. De gronden van het verzoek om herziening komen erop neer dat verzoeker opnieuw de discussie probeert te voeren over de zaak waarover is beslist bij de uitspraak van de Raad van 3 oktober 2019. Het is vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 11 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1218) dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om een hernieuwde discussie over een zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Het verzoek om herziening dient te worden afgewezen, nu niet is gebleken dat verzoeker enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 8:119 van de Awb, naar voren heeft gebracht.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van
E.M. Welling als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2021.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) E.M. Welling

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale)
statue:
Rejète la demande de révision.
Par conséquent, décidée par M.A.H. van Dalen-van Bekkum en présence de E.M. Welling en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 3 juin 2021.