ECLI:NL:CRVB:2021:1357
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juni 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 3 oktober 2019. Verzoeker, die in Marokko woont, had verzocht om herziening van de uitspraak waarbij zijn aanvraag voor een WAO-uitkering was afgewezen. De Raad had in de eerdere uitspraak de beslissing van de rechtbank Amsterdam vernietigd en het beroep gegrond verklaard, maar de aanvraag van verzoeker om een WAO-uitkering was afgewezen. Verzoeker stelde dat hij tijdens zijn werkzaamheden in Nederland ziek was geworden en dat hij nooit ziekengeld had ontvangen.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat op grond van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak alleen kan worden herzien op basis van feiten en omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, die niet bekend waren bij de indiener van het verzoek en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. De Raad concludeerde dat verzoeker geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid had aangedragen die aan deze voorwaarden voldeed.
Daarom werd het verzoek om herziening afgewezen. De Raad benadrukte dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak of de juistheid van de eerdere uitspraak. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in aanwezigheid van griffier E.M. Welling, en werd openbaar uitgesproken op 3 juni 2021.