ECLI:NL:CRVB:2021:1361
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking door appellante
Op 8 juni 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/1858 PW. De appellante heeft haar hoger beroep ingetrokken omdat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen met een nieuwe beslissing op bezwaar volledig tegemoet is gekomen aan haar bezwaren. De Raad heeft het college veroordeeld in de proceskosten die appellante in hoger beroep heeft moeten maken, welke zijn begroot op € 534,- voor verleende rechtsbijstand. Daarnaast is het verzoek om vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen bijstand toegewezen.
De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die bepalen dat een bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot vergoeding van kosten wanneer het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank in de eerdere uitspraak al had beslist over de proceskosten in de procedure in beroep, waardoor alleen de kosten in hoger beroep ter beoordeling stonden.
De Raad heeft de proceskosten vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht en heeft appellante de mogelijkheid gegeven om zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het college te wenden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter A.M. Overbeeke en griffier K.R. van Renswoude.