ECLI:NL:CRVB:2021:1377
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Kostenveroordeling na intrekking hoger beroep door bestuursorgaan
In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Op 19 november 2020 heeft het college echter het hoger beroep ingetrokken. Namens de betrokkene, die in deze procedure vertegenwoordigd werd door advocaat mr. J.S. Vlieger, is verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten die zijn gemaakt in verband met de behandeling van het hoger beroep. Het college heeft geen verweerschrift ingediend, en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat, volgens artikel 8:118, eerste lid, van de Awb, in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten. De Raad heeft vastgesteld dat de betrokkene redelijkerwijs kosten heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 534,- voor verleende rechtsbijstand, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan door A.M. Overbeeke, in tegenwoordigheid van griffier K.R. van Renswoude, en is openbaar uitgesproken op 8 juni 2021. De Centrale Raad van Beroep heeft het college veroordeeld in de kosten van de betrokkene tot het genoemde bedrag.