ECLI:NL:CRVB:2021:1378

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 juni 2021
Publicatiedatum
11 juni 2021
Zaaknummer
20/2368 PW-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kostenveroordeling na intrekking verzoek om voorlopige voorziening in verband met tegemoetkomen door bestuursorgaan

Op 8 juni 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 20/2368 PW-VV. Deze uitspraak betreft een verzoek om voorlopige voorziening dat door verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.S. Vlieger, was ingediend. Het verzoek was gericht tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 september 2019. In de procedure heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, als verweerder, op 11 augustus 2020 aan verzoeker meegedeeld dat zij alsnog aan zijn bezwaren tegemoet zouden komen. Hierdoor heeft verzoeker op 17 september 2020 het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om een kostenveroordeling voor de gemaakte proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft, op basis van de Algemene wet bestuursrecht, vastgesteld dat het college veroordeeld kan worden in de proceskosten, omdat verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening heeft ingetrokken na tegemoetkoming door het bestuursorgaan. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten begroot op € 534,- voor verleende rechtsbijstand. Verzoeker kan zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het college wenden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 8 juni 2021
20/2368 PW-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108, in verbinding met artikel 8:84, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het verzoek om voorlopige voorziening tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 september 2019, 19/4519 en 19/4520 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens verzoeker heeft mr. J.S. Vlieger, advocaat, bij brief 29 juni 2020 de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep verzocht een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Bij brief van 11 augustus 2020 heeft het college verzoeker meegedeeld alsnog aan zijn bezwaren tegemoet te komen.
Namens verzoeker heeft mr. Vlieger op 17 september 2020 het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft geen verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Op grond van artikel 8:84, vijfde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb kan in geval van intrekking van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de worden veroordeeld.
Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is ingetrokken omdat het college met de brief van 11 augustus 2020 volledig aan de bezwaren van verzoeker is tegemoetgekomen.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding het college te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 534,- voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan verzoeker zich rechtstreeks tot het college wenden.

BESLISSING

De voorzieningenrechter veroordeelt het college in de kosten van verzoeker tot een bedrag van € 534,-.
Deze uitspraak is gedaan door A.M. Overbeeke, in tegenwoordigheid van
K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2021.
(getekend) A.M. Overbeeke
(getekend) K.R. van Renswoude