In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die vanaf 27 augustus 2015 een onvolledig ouderdomspensioen ontvangt, had een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) op grond van de Participatiewet (PW) ontvangen. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had echter een terugvordering ingesteld omdat de appellant niet had gemeld dat hij per 1 oktober 2015 een Duits ouderdomspensioen had ontvangen. De Raad oordeelde dat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door deze wijziging niet te melden, ondanks dat de Svb op de hoogte was van de aanvraag voor het pensioen. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep gegrond voor de terugvordering over een specifieke periode, maar ongegrond voor het overige. Tevens werd de Svb veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 2.670,- bedroegen. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig doorgeven van wijzigingen in de financiële situatie aan de Svb.