In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. W.A. Timmer, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. Het hoger beroep was geregistreerd onder de nummers 17/7450 ZW en 17/7451 WIA. Tijdens de procedure heeft het Uwv op 6 november 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waardoor het Uwv tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Op 1 december 2020 heeft mr. Timmer namens appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv al had besloten tot vergoeding van de kosten in de bezwaarfase. De Raad oordeelde dat het Uwv ook verantwoordelijk was voor de kosten die appellante had gemaakt in de beroeps- en hoger beroepsprocedure. De proceskosten werden begroot op € 1.602,- voor de beroepsprocedure en € 1.068,- voor de hoger beroepsprocedure, plus € 91,- voor het opvragen van medische informatie.
De Raad heeft uiteindelijk besloten het Uwv te veroordelen in de kosten van appellante tot een totaalbedrag van € 2.761,-. Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op 7 juli 2021.