ECLI:NL:CRVB:2021:1795
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. van Gijzen
- E.M. Welling
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van een nabestaandenuitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante, die in Marokko woont, had een nabestaandenuitkering ontvangen na het overlijden van haar echtgenoot in 2011. Deze uitkering werd beëindigd omdat haar jongste kind in november 2016 de leeftijd van 18 jaar bereikte. Appellante verzocht de Sociale verzekeringsbank (Svb) om haar opnieuw een nabestaandenuitkering toe te kennen op basis van arbeidsongeschiktheid. De Svb gaf het UWV opdracht om de arbeidsongeschiktheid van appellante te onderzoeken. Echter, appellante heeft niet voldoende meegewerkt aan het verplichte medisch onderzoek, wat leidde tot de conclusie dat er onvoldoende informatie was om haar arbeidsongeschiktheid vast te stellen. De Svb weigerde haar verzoek, wat resulteerde in een rechtszaak. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, en in hoger beroep bevestigde de Centrale Raad van Beroep deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de appellante niet voldoende had meegewerkt aan het onderzoek en dat haar persoonlijke omstandigheden geen reden waren om de uitkering toe te kennen. De uitspraak benadrukt het belang van medewerking aan medisch onderzoek in het kader van het aanvragen van uitkeringen.