ECLI:NL:CRVB:2021:1805
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van recht op bijzondere bijstand en langdurigheidstoeslag door schending van inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die sinds 23 augustus 2010 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had een besloten vennootschap (BV) waarvan hij de enige directeur en grootaandeelhouder was. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft de bijstand ingetrokken en teruggevorderd, omdat de appellant zijn inlichtingenverplichting niet was nagekomen door geen gegevens van zijn BV te overleggen. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant, ondanks eerdere verzoeken, ook in hoger beroep geen relevante informatie heeft verstrekt.
De Raad heeft overwogen dat de schending van de inlichtingenverplichting door de appellant het onmogelijk maakte om het recht op bijzondere bijstand vast te stellen. Het college heeft terecht gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om de toegekende dwangsommen te verrekenen met de terugvorderingen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het beroep van de appellant tegen de besluiten van het college ongegrond had verklaard, met uitzondering van de beslissing over de dwangsommen, die door de rechtbank was herroepen.
De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de inlichtingenverplichting door bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, en de beslissing is openbaar uitgesproken.