ECLI:NL:CRVB:2021:1806
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van ouderdomspensioen AOW wegens gebrek aan bewijs van wonen of werken in Nederland
In deze zaak heeft appellant, woonachtig in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om herziening van een eerder besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) betreffende zijn aanvraag voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De aanvraag was oorspronkelijk afgewezen op 15 januari 2015, omdat appellant niet had aangetoond dat hij in Nederland had gewoond en gewerkt. Deze afwijzing werd later door de Raad bevestigd in een uitspraak van 18 augustus 2017, en het beroep in cassatie tegen deze uitspraak werd door de Hoge Raad niet-ontvankelijk verklaard op 2 maart 2018.
Appellant heeft op 28 augustus 2019 verzocht om terug te komen van het besluit van 15 januari 2015. Dit verzoek werd afgewezen bij besluit van 30 september 2019, omdat appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, en appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 10 juni 2021 is appellant niet verschenen, terwijl de Svb zich via beeldbellen heeft laten vertegenwoordigen door W. van den Berg. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank volledig onderschreven en vastgesteld dat appellant in hoger beroep geen bewijsstukken heeft ingediend die zijn stelling dat hij in Nederland heeft gewoond of gewerkt onderbouwen. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet kan slagen en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.