ECLI:NL:CRVB:2021:1806

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
20/2792 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van ouderdomspensioen AOW wegens gebrek aan bewijs van wonen of werken in Nederland

In deze zaak heeft appellant, woonachtig in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om herziening van een eerder besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) betreffende zijn aanvraag voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De aanvraag was oorspronkelijk afgewezen op 15 januari 2015, omdat appellant niet had aangetoond dat hij in Nederland had gewoond en gewerkt. Deze afwijzing werd later door de Raad bevestigd in een uitspraak van 18 augustus 2017, en het beroep in cassatie tegen deze uitspraak werd door de Hoge Raad niet-ontvankelijk verklaard op 2 maart 2018.

Appellant heeft op 28 augustus 2019 verzocht om terug te komen van het besluit van 15 januari 2015. Dit verzoek werd afgewezen bij besluit van 30 september 2019, omdat appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, en appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 10 juni 2021 is appellant niet verschenen, terwijl de Svb zich via beeldbellen heeft laten vertegenwoordigen door W. van den Berg. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank volledig onderschreven en vastgesteld dat appellant in hoger beroep geen bewijsstukken heeft ingediend die zijn stelling dat hij in Nederland heeft gewoond of gewerkt onderbouwen. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet kan slagen en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

20.2792 AOW

Datum uitspraak: 22 juli 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
10 juni 2020, 20/204 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (Marokko) (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juni 2021. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich via beeldbellen laten vertegenwoordigen door W. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant heeft in januari 2014 bij de Svb een aanvraag ingediend om toekenning van een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Deze aanvraag is bij besluit van 15 januari 2015 afgewezen, omdat niet is gebleken dat appellant in Nederland heeft gewoond en gewerkt. Bij uitspraak van 18 augustus 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:2855) heeft de Raad geoordeeld dat de Svb terecht een ouderdomspensioen heeft geweigerd aan appellant. Het hiertegen ingestelde beroep in cassatie is bij arrest van 2 maart 2018 (ECLI:NL:HR:2018:297) door de Hoge Raad der Nederlanden niet-ontvankelijk verklaard. Het besluit van 15 januari 2015 is hierdoor rechtens onaantastbaar geworden.
1.2.
Op 28 augustus 2019 heeft appellant gevraagd om terug te komen van het besluit van 15 januari 2015.
1.3.
Bij besluit van 30 september 2019, gehandhaafd bij het bestreden besluit van 4 december 2019, is dit verzoek afgewezen. Daarbij is in aanmerking genomen dat appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die aanleiding geven om van het besluit van 15 januari 2015 terug te komen en dat dit besluit niet onmiskenbaar onjuist was.
2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de Svb zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat van nieuwe feiten of omstandigheden niet is gebleken. In wat appellant heeft aangevoerd heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om het eerdere besluit van 15 januari 2015 onmiskenbaar onjuist te vinden. Voor zover de Svb het herzieningsverzoek heeft beoordeeld als een verzoek om herziening naar de toekomst, is de rechtbank van oordeel dat de Svb voldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht. De Svb heeft alle aanwezige informatie in het AOW-dossier bekeken, maar daaruit is niet gebleken dat appellant vanaf september 2019 een ouderdomspensioen kan krijgen.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij alle gegevens naar de Svb heeft opgestuurd.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen worden volledig onderschreven. Appellant heeft in hoger beroep geen bewijsstukken van wonen of werken in Nederland ingezonden.
4.3.
Het hoger beroep kan daarom niet slagen. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van D. Al Zubaidi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2021.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) D. Al-Zubaidi