ECLI:NL:CRVB:2021:1855

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
19/2286 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank Gelderland inzake Wmo 2015 en wrakingsverzoek

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant had beroep ingesteld tegen besluiten van het CAK met betrekking tot de eigen bijdrage voor zorgvoorzieningen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De Raad constateert dat de wrakingskamer van de rechtbank kort voor de zitting van 4 april 2019 een beslissing heeft genomen over het wrakingsverzoek van de appellant, waardoor de stelling van de appellant dat de behandelend rechter nog gewraakt was, feitelijke grondslag mist. De Raad oordeelt dat de appellant geen zwaarwegende aanwijzingen heeft aangedragen voor een gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid van de rechter.

De rechtbank had eerder de beroepen van de appellant ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het CAK bij het vaststellen van de bijdrage is afgegaan op de gegevens die door de aanbieders en de gemeente zijn aangeleverd. De Raad bevestigt dat CAK in beginsel mag vertrouwen op deze gegevens, en dat er geen grond is voor het oordeel dat CAK onjuiste bedragen in rekening heeft gebracht. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien om dwangsommen toe te kennen of om schadevergoeding te vergoeden, omdat er geen sprake was van onrechtmatige besluiten.

De Raad komt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd, en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van M. Buur als griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 juli 2021.

Uitspraak

19/2286 WMO15, 19/2287 WMO15, 19/2288 WMO15, 19/2289 WMO15, 19/2290 WMO15, 19/2291 WMO15, 19/2292 WMO15, 19/2293 WMO15, 19/2294 WMO15, 19/2295 WMO15, 19/2296 WMO15, 19/2297 WMO15, 19/2298 WMO15, 19/2299 WMO15 en 19/2300 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 23 juli 2021
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 april 2019, 18/2033, 18/2035, 18/2038, 18/2040, 18/2041, 18/2148, 18/3223, 18/3519, 18/3639, 18/3642, 18/3850, 18/4018, 18/4675, 18/5443, 18/6634 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)

CAK

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2021. Appellant is niet verschenen. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door L. Remmerswaal en M. Knoester
.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Het college van burgemeester en wethouders van [gemeentenaam] heeft aan appellant op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) twee maatwerkvoorzieningen verstrekt, te weten begeleiding door het [zorgverlener 1] en ondersteuning bij het huishouden door [zorgverlener 2]. Voor deze voorzieningen is appellant per periode van vier weken een bijdrage verschuldigd.
1.2.
CAK heeft in de periode van 15 maart 2017 tot en met 3 juli 2018 diverse besluiten genomen tot vaststelling en inning van de verschuldigde bijdrage. CAK heeft bij beslissing op bezwaar van 13 maart 2018 de eigen bijdrage over periode 7 van 2017 verminderd op basis van een lager aantal zorguren in die periode. CAK heeft de overige bezwaren bij verschillende beslissingen op bezwaar (bestreden besluiten) ongegrond verklaard.
1.3.
Appellant heeft beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten en een verzoek tot wraking ingediend van de rechter die belast is met de behandeling van zijn beroepen.
2.1.
Op 3 april 2019 heeft de wrakingskamer van de rechtbank het verzoek tot wraking van de behandelend rechter niet-ontvankelijk verklaard.
2.2.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak de beroepen van appellant tegen de onder 1.2 genoemde bestreden besluiten ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank, voor zover van belang, overwogen dat CAK bij het vaststellen van de bijdrage is afgegaan op de gegevens die de aanbieders en de gemeente [gemeentenaam] hebben aangeleverd. Uit rechtspraak van de Raad volgt dat CAK in het kader van de primaire besluitvorming in beginsel mag afgaan op deze gegevens. De verantwoordelijkheid van CAK is in dit stadium beperkt tot het juist overnemen en verwerken van de gegevens. Dit neemt niet weg dat een uit een gemotiveerde betwisting blijkende kennelijke fout van de gemeente en/of de aanbieders door CAK moet worden geredresseerd. Er is geen grond voor het oordeel dat CAK onjuiste bedragen in rekening heeft gebracht. Verder heeft CAK aannemelijk gemaakt dat appellant facturen niet had betaald, zodat daarvoor terecht een betalingsregeling is getroffen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om dwangsommen wegens het niet tijdig beslissen op de bezwaren toe te kennen. Volgens de rechtbank kunnen de brieven van appellant waarin hij te kennen geeft dat er nog niet zou zijn beslist op zijn bezwaren, niet worden beschouwd als een ingebrekestelling in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen sprake is van onrechtmatige besluiten.
3. Appellant heeft in hoger beroep, kort samengevat, aangevoerd dat geen sprake is geweest van een eerlijk proces. Zo was de rechter ten tijde van de uitspraak gewraakt en is het wrakingsverzoek onzorgvuldig behandeld. Ook was het niet mogelijk voor appellant om zijn belangen te verdedigen doordat de rechtbank bijna twintig zaken op één zitting had gepland. Niet duidelijk was welke zaken precies op de zitting zouden worden behandeld. Bovendien zijn veel stukken veel te laat toegestuurd. Verder heeft appellant aangevoerd dat de onderbouwing van de facturen onduidelijk is en de facturen van CAK andere bedragen en tarieven bevatten dan het [zorgverlener 1] bij de gemeente [gemeentenaam] in rekening brengt. Ook heeft appellant gesteld dat de rechtbank dwangsommen had moeten toekennen tot een bedrag van € 4.540,- en een schadevergoeding van € 100.000,-.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Met zijn stelling over de wrakingsbeslissing van de behandelend rechter van de rechtbank Gelderland heeft appellant in wezen gesteld dat er geen sprake is geweest van rechterlijke onpartijdigheid en dat hij daardoor geen eerlijk proces heeft gehad als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De Raad constateert dat de wrakingskamer, kort voor de zitting van de rechtbank van 4 april 2019, een beslissing heeft gegeven over het kort daarvoor ingediende verzoek tot wraking van de behandelend rechter. In zoverre mist de stelling van appellant dat de behandelend rechter nog gewraakt was, feitelijke grondslag. Appellant heeft overigens geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor, objectief bezien, gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid van de behandelend rechter.
4.2.
Appellant heeft beroep ingesteld tegen diverse uitspraken van CAK. CAK heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken toegestuurd met vermelding van het kenmerknummer van de rechtbank en verweerschriften ingediend. De griffier van de rechtbank heeft deze stukken aan appellant toegezonden en appellant ruimschoots voor de zitting van 4 april 2019 uitgenodigd. Het betoog van appellant dat onduidelijk was om welke zaken het precies ging en veel stukken te laat waren toegestuurd vindt dan ook geen steun in de feitelijke omstandigheden. Het feit dat de rechtbank op dezelfde zittingsdag diverse zaken van appellant tegen hetzelfde bestuursorgaan ter zitting behandelt is evenmin reden om te spreken van een schending van het recht op een eerlijk proces.
4.3.
Het betoog van appellant dat facturen van CAK onjuiste bedragen bevatten, omdat deze bedragen afwijken van de tarieven die het [zorgverlener 1] aan de gemeente [gemeentenaam] in rekening brengt, slaagt niet. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat uit de rechtspraak van de Raad (vergelijk de uitspraak van de Raad van 13 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1811) volgt dat CAK bij het vaststellen van de bijdrage afgaat op de gegevens die de Belastingdienst (voor de berekening van de maximale periodebijdrage) en het college hebben aangeleverd. CAK mag in het kader van de primaire besluitvorming in beginsel uitgaan van de door het college verstrekte gegevens over de verstrekte voorziening. De verantwoordelijkheid van CAK is in dat stadium in zoverre beperkt tot het juist overnemen en verwerken van de verstrekte gegevens. Dit neemt niet weg dat een uit een gemotiveerde betwisting blijkende kennelijke fout van het college door CAK moet worden geredresseerd. CAK heeft naar aanleiding van de door appellant gemaakte bezwaren onderzoek gedaan naar de juistheid van de verstrekte gegevens en in de bestreden besluiten de uitkomsten van dat onderzoek in aanmerking genomen. Appellant heeft niet met enige concrete onderbouwing aannemelijk gemaakt dat CAK zich bij de bestreden besluiten heeft gebaseerd op foutieve gegevens.
4.4.
De stellingen van appellant over de verbeurte van dwangsommen en de vergoeding van schade heeft de rechtbank afdoende besproken. De Raad verwijst naar de overwegingen in de aangevallen uitspraak.
4.5.
Uit wat in 4.1 tot en met 4.4 is overwogen volgt dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van M. Buur als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2021.
(getekend) J.P.A. Boersma
(getekend) M. Buur