Uitspraak
19.3643 WMO15-PV
BESLISSING
Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft appellante, geboren in 1966, die lijdt aan een schizo-affectieve stoornis. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, dat haar een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) had verstrekt voor het jaar 2018. Dit pgb was bedoeld voor ondersteuning door haar moeder, bij wie zij in huis woonde.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij haar beroep te laat had ingediend. De rechtbank oordeelde dat appellante zelf verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van haar beroep, ook al had zij te maken met psychische problemen. Appellante had geen hulp ingeschakeld om haar belangen te behartigen, wat volgens de rechtbank haar eigen verantwoordelijkheid was.
In hoger beroep heeft appellante de aangevallen uitspraak bestreden, maar de Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven. Appellante heeft geen nieuwe gronden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Daarom heeft de Raad het hoger beroep verworpen en de eerdere uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar uitgesproken.