ECLI:NL:CRVB:2021:1917
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging en intrekking van ZW-uitkering wegens onvoldoende verzekering en medische grondslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging en intrekking van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante. Appellante, die als callcentermedewerkster werkte, had zich ziek gemeld na een verkeersongeval in maart 2015. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had haar in eerste instantie in aanmerking gebracht voor ziekengeld, maar concludeerde na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek dat zij per 5 april 2016 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar loon kon verdienen. Appellante werd vervolgens in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet.
In de daaropvolgende jaren heeft appellante zich opnieuw ziek gemeld en zijn er verschillende besluiten genomen door het Uwv, waaronder de intrekking van de ZW-uitkering en de terugvordering van eerder betaalde uitkeringen. Appellante heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt, maar de rechtbank Limburg heeft haar beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar medische situatie niet correct is beoordeeld en dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft vastgesteld. De Raad heeft echter geoordeeld dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig is geweest en dat de conclusies van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep juist zijn.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante op de relevante data in staat was om ten minste één van de geselecteerde functies te vervullen en dat zij niet verzekerd was voor de ZW. De hoger beroepen zijn dan ook ongegrond verklaard en de eerdere uitspraken zijn bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.