ECLI:NL:CRVB:2021:1921
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van TW-uitkering wegens schending inlichtingenplicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van een toeslag ingevolge de Toeslagenwet (TW) aan appellant. De appellant ontving een toeslag in aanvulling op zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering, maar het Uwv heeft vastgesteld dat hij niet langer samenwoont met zijn partner en dat zijn inkomsten hoger zijn dan het voor hem geldende minimum. Hierdoor heeft het Uwv de toeslag per 1 april 2018 stopgezet en een bedrag van € 20.400,80 teruggevorderd over de periode waarin ten onrechte toeslag is betaald.
De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij de wijziging in zijn leefsituatie tijdig aan het Uwv heeft doorgegeven, maar de Raad heeft geoordeeld dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor deze stelling. De rechtbank Amsterdam had eerder al geoordeeld dat de verantwoordelijkheid voor het verstrekken van de juiste inlichtingen bij de appellant ligt en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het Uwv op de hoogte heeft gesteld van zijn gewijzigde leefsituatie. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de appellant de inlichtingenplicht heeft geschonden, waardoor het Uwv verplicht was om de toeslag te herzien en terug te vorderen.
De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, ondanks de financiële gevolgen voor de appellant. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en de Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.